Een dubbelinterview met Ariane Dierickx (‘t Eilandje) en Valérie Lootvoet (Université des femmes)
Precaire situaties en onzekerheid zijn constanten in het traject van vrouwen die op straat wonen of in slechte woningen belanden. Die vrouwen begeleiden vereist dus dat we de vinger leggen op de diverse discriminaties die het leven van vrouwen kenmerken, vanaf hun kindertijd. Anders biedt de begeleiding beperkte antwoorden voor de vrouwen, of leidt het zelfs naar nieuw geweld. Een dubbelinterview over de werking op het terrein met dakloze vrouwen met Ariane Dierickx (algemeen directeur van ‘t Eilandje) en het feministische discours met Valérie Lootvoet (directeur van de Université des femmes).
Interview door Manon Legrand (Alter Echos[1])
Wat is het traject van dakloze vrouwen en hoe worden ze dakloos?
Ariane Dierickx: Vrouwen die dakloos zijn of dreigen het te worden, ervaren in de loop van hun levensloop veel discriminaties die allemaal samen de omstandigheden voor precaire situaties creëren en die verklaren waarom ze geen of een slechte woning hebben. Bij de meeste vrouwen die we begeleiden, zien we achterliggend alle discriminaties die vrouwen kunnen ondergaan: seksueel, psychologisch, fysiek, economisch geweld, meestal tegen een achtergrond van sociaal geweld dat al in de kindertijd begint. Men kan het niet genoeg zeggen: geweld is de grootste oorzaak van dakloosheid bij vrouwen, en op de tweede plaats geestelijke gezondheidsproblemen. Maar de geestelijke gezondheid van vrouwen wordt zelf ook beschadigd door het geweld dat ze hun hele leven lang doormaken. Als we deze kwestie systemisch zouden benaderen, zou dakloosheid bij vrouwen dus niet zijn wat het nu is.
Valérie Lootvoet: Dat brengt aan het licht dat er geen vangnet is voor vrouwen, en vooral het gebrek aan intra-familiale solidariteit voor wat in hun leven als vrouw (en zeker als meisje) gebeurd is. Ik denk niet dat dakloosheid iedereen boven het hoofd hangt, zoals men vaak hoort zeggen. Bij alleenstaande vrouwen met kinderen zie ik grote problemen om aan een woning te raken; sommige eigenaars weigeren, de huurprijzen voor een behoorlijke woning voor een vrouw en haar kinderen zijn te hoog, enz. Toch denk ik niet dat al die vrouwen, ondanks hun huisvestingsproblemen, in de situatie verkeren waarin ze geen onderdak meer gaan hebben.
Wat zou dan specifiek zijn voor vrouwen?
Ariane Dierickx: Vaak horen we dat een tegenslag in je leven een mogelijke oorzaak van dakloosheid is, maar meestal hebben mensen die bij onze diensten aankloppen, zowel mannen als vrouwen, een zwaar traject van instellingen achter de rug, met vele vormen van uitsluiting en geweld. Er zijn gemeenschappelijke elementen in de trajecten van dakloze mannen en vrouwen, maar voor vrouwen kom daar gender-gebonden geweld bij. Door de optelsom van situaties waarin ze systematisch genegeerd, verpletterd worden, waarin hen geweld wordt aangedaan, verliezen ze geleidelijk elk eigenwaarde. Zorgen dat ze die eigenwaarde opnieuw terugvinden is een van de grote uitdagingen bij de begeleiding in de sector van de hulp aan daklozen. Wanneer iemand de bestaande netwerken voor onderlinge hulp niet meer kan gebruiken, dan komt dat omdat de betrokkene de indruk heeft dat hij/zij daar de moeite niet meer is. Gender-gebonden geweld verergert dat verlies van eigenwaarde nog; dat wordt het begin van de neerwaartse spiraal die zover kan gaan dat vrouwen hun dak verliezen. Maar er zijn ook vrouwen die hier niet aankloppen omwille van sociaal en economisch geweld sinds hun kindertijd, maar wegens partnergeweld.
Als we dat weten, hoe komt het dan dat vrouwen een minderheid vormen binnen de daklozen?
AD: Vrouwen die het slachtoffer worden van partnergeweld, herkennen zich niet in de term “dakloos”; dat is een van de redenen waarom ze niet bij ons aankloppen. Die vrouwen gaan voor zichzelf ook niet toelaten om op straat te gaan leven omwille van de kinderen, terwijl mannen gemakkelijker hun gezin loslaten en alles achterlaten. Vrouwen doen dat niet, omdat ze weten dat de straat gevaarlijk is voor henzelf en voor hun kinderen. Ze zoeken noodoplossingen: een nacht bij familie, een nacht bij een vriendin, nog een nacht in de auto of in een kraakpand. En zo verdwijnen ze van de radar van de maatschappelijke hulpverlening en zien we hen niet in de statistieken. Het gebeurt ook dat vrouwen in een gewelddadige omgeving blijven omdat ze geen betere oplossing weten: blijven of weggaan, maar waarheen? Andere gaan in de prostitutie om de straat te vermijden. Al die verschillende situaties, waar men rekening zou moeten mee houden in de statistieken van slechte huisvesting en dakloosheid, geven een vertekend beeld van dakloosheid bij vrouwen, een fenomeen dat algemeen miskend is en onderschat wordt.
U stelt ook vast dat de diensten niet voorzien zijn op vrouwen. Waarom niet?
VL: We zitten momenteel - en niet enkel in de sector van de daklozen - in een systeem dat erop gericht is de risico’s te beperken, met maatregelen om te compenseren, maar die kunnen de jarenlange afbrokkeling van dat eigenwaardegevoel niet herstellen. Als vrouwen en mannen van in hun kindertijd beter begeleid zouden worden bij de vorming van hun eigenwaardegevoel, in het zorgen voor zichzelf, in het verzorgen van hun sociale banden, als de sociale parameters zouden toelaten om individuele identiteiten op te bouwen zodat die een solide basis zouden vormen, dan zouden we niet in dergelijke situatie belanden. Wie bij een dienst zoals ‘t Eilandje aanklopt, heeft een lange weg van kansarmoede achter de rug.
AD: Vrouwen weten dat vooral mannen gebruik maken van bepaalde diensten, en ook dat die diensten door en voor mannen zijn uitgewerkt. In de meeste infrastructuren van onze sector, hebben ze onvoldoende intimiteit. Ze kunnen er hun moeilijkheden, hun noden niet neerleggen. De oplossingen die men hen biedt zijn niet aangepast, en zeker niet in een context van urgente hulp die nog te vaak centraal staat binnen de geboden oplossingen. In volle Corona-crisis is ons dat echt opgevallen. Alle diensten op het terrein zagen de vrouwen verdwijnen. Onze hypothese is dat vrouwen nog verder ‘weggedrukt’ worden omdat onze diensten nu overbevraagd worden door mannen. Omdat vrouwen in onze diensten geen gepaste antwoorden vinden, komen ze er uiteindelijk niet meer naartoe en vinden ze andere oplossingen... of niet. En blijven ze het geweld van de straat of thuis slikken. De straat is voor iedereen gevaarlijk, dat weten we, maar voor vrouwen nog meer. Ofwel gaan dakloze vrouwen hun vrouwelijkheid ontkennen, verbergen, wat er ook weer toe bijdraagt dat vrouwen onzichtbaar worden. Ofwel zoeken ze de bescherming van groepen mannen, waar ze opnieuw in die dominante verhoudingen terecht komen. Het is een eindeloze cirkel…
Waarom en hoe moeten de sector van de hulp aan daklozen en het feministische discours beter op elkaar afstemmen?
AD: Een opvangplaats voor vrouwen is een loos antwoord als we het niet intersectoraal benaderen. Het terrein van de dakloosheid gaat onvoldoende in op het discours van het feminisme. Sommige elementen uit die beide werkgebieden overlappen, zoals het afstemmen van de sociale rechten: we verdedigen die allebei maar elk langs onze kant en we leggen de argumenten en strijdpunten nooit samen. We merken ook hardnekkige sporen van paternalisme in de begeleidingswijzen die we binnen onze sector aanbieden, een onbewust en uiteraard welwillend paternalisme, maar het belemmert het ontvoogdingsproces volkomen. We moeten van een caritatieve visie (die ook nog altijd veel te sterk aanwezig is) evolueren naar een politieke visie die de vinger op de tekortkomingen van de Staat legt, die ons publiek informeert over het sociaal beleid opdat die mensen zich bewust worden van hun vermogen om op te treden. Dat betekent ook dat we onze doelgroep in onze strategische denkoefening moeten betrekken. Een van de grote werkpunten in het sociaal werk is te zorgen dat de maatschappelijke teams op het terrein directe linken kunnen leggen tussen de moeilijkheden die de betrokkenen aanbrengen en de systeemoorzaken die tot die bepaalde situatie leiden. Dat betekent permanente educatie, en daarvoor moeten we kijken naar de feministische verenigingen. Het dagopvangcentrum dat we willen openen voor vrouwen, wordt niet enkel opgevat als een ruimte waar diensten worden aangeboden, maar ook als een plaats om hen collectief en solidair te mobiliseren, zodat de institutionele structuren maatschappelijk worden hervormd.
VL: De caritatieve benadering is ook het teken van een falende sociale Staat. De terugkeer naar liefdadigheid is een teken dat de Staat zijn rol niet vervult, dat zien we in deze crisis duidelijk. Sociale reproductie kan je doorbreken als de sociale Staat sterk staat, wat nu niet het geval is. De Staat is in staat geweest om een sociale zekerheid op te zetten, toegang tot cultuur te garanderen. De school is normaal gezien een vangnet dat preventief werkt voor de kinderen die er vele uren doorbrengen. Maar de sector is ‘op’, de leerkrachten zijn uitgeput, meer nog dan voor de crisis al het geval was. We moeten opnieuw stellen dat het de taak van de Staat is om de rechten te waarborgen, want anders wentelen we alles af op de gezinnen, op de vrouwen, of op de verenigingen.
[1] www.alterechos.be. Het maartnummer van Alter Echos is gewijd aan geweld tegen vrouwen in de sectoren van de psychosociale hulpverlening.