fbpx
  • 10 oktober 2022

Kart #4 | “Op straat is geweld dagelijkse kost”

Kart #4 | “Op straat is geweld dagelijkse kost”

Kart #4 | “Op straat is geweld dagelijkse kost” 724 407 L'Ilot

Illustratie Gérard Bedoret

Philip De Buck, directeur van het Dagcentrum van ’t Eilandje in Sint-Gillis, kruist elke dag daklozen die het slachtoffer worden van het extreme geweld dat zich op straat kan voordoen. Hij herinnert zich verscheidene gebruikers met diverse zwakheden en oplossingen die onze vereniging heeft opgezet om hen te steunen.
Wat is het belang van het Dagcentrum van ’t Eilandje voor mensen die op straat leven?

Het is een dagelijkse, stabiele afspraak met uurroosters. Men kan er een beetje rust vinden, een maaltijd eten, een douche nemen, met iemand spreken… Dat biedt alvast een kader aan levens die vaak bewogen en moeilijk zijn. We bieden aan de daklozen ook de mogelijkheden om actief deel te nemen aan het dagelijks leven van het Dagcentrum, wat ertoe bijdraagt om weer zelfvertrouwen op te bouwen.

Dankzij de eerstelijnsdiensten wordt de urgentie voor daklozen opgevangen (eten, zich wassen, rusten). Maar ze dienen ook als aanknopingspunt voor het sociaal team. Zodra er een vertrouwensband is gesmeed met de betrokkene, kan het team met een psychosociale taak beginnen die focust op de andere noden van de betrokkene: administratief weer in orde raken, een woning zoeken, enz.

Op welk punt wordt het publiek van het Dagcentrum met geweld geconfronteerd?

Om te beginnen: op straat slaap je niet. Of weinig. Of slecht. Als je verscheidene dagen op een rij niet kan slapen, word je gek. En dan ben je vertrokken voor lang. Zodra iemand zijn kwetsbare kant toont, valt men daarop aan. Wanneer je verzwakt bent, vreten de anderen je op. En dan spreken we niet van een “open en eerlijk duel”. Degene die toeslaat wil geen risico nemen: men duwt je op de rails of van de trap, … Op straat is geweld altijd en overal aanwezig. En het doodt. Langzaam of plots.

Hoe begeleiden jullie de mensen die dagelijks met dat geweld worden geconfronteerd?

Een sociale dienst kan niet star zijn. Je moet verschillende benaderingen combineren en de competenties diversifiëren. We brengen zoveel mogelijk omstandigheden samen om te zorgen dat we een band met de betrokkene kunnen creëren. Vaak is dat een werk van lange adem.

Ik herinner me een jongeman die twee of drie jaar naar het Dagcentrum was gekomen. Hij vertoonde acute symptomen van paranoia en had ongelofelijke uitbarstingen van geweld. Het sociaal team heeft er dag na dag ontzettend hard aan gewerkt om dat de kanaliseren, om conflicten tussen hem en de andere gebruikers te vermijden, door geweldloze communicatie, zonder te (er)oordelen en met empathie. Uiteindelijk heeft dat geloond: op een dag hebben we er met hem gesproken om opnieuw in een woning te gaan wonen – hoewel hij zelfs nog geen psychosociale begeleiding had opgestart – en zijn gezicht lichtte helemaal op, hij is helemaal veranderd. We moesten de juiste insteek vinden, het juiste thema om een rustig gesprek met hem te voeren. Bij mijn weten woont hij nog steeds in die woning en is hij nooit meer terug op straat beland.

Slaagt u erin om alle mensen die naar het Dagcentrum komen, doeltreffend te begeleiden?  

Jammer genoeg niet Er zijn dagen dat we naar huis gaan en weten dat deze of gene op straat gaat slapen. We zien ook mensen achteruitgaan, zonder dat we hen een oplossing kunnen bieden. We staan machteloos.

En dat gebeurt elke dag: ik werd onlangs door de politie verhoord over een man van in de dertig die tot voor kort naar het Dagcentrum kwam. Hij kwam vaak aan met een bebloed en opgezwollen gezicht, wanneer hij was afgeranseld door dealers die nog geld van hem tegoed hadden. Ondertussen hebben we al dagenlang niets meer van hem vernomen. Andere bezoekers van het Dagcentrum hebben me gezegd dat hij naar zijn zus in Venezuela is gegaan… Maar dat kan niet want hij heeft geen identiteitspapieren! Er werd een opsporingsbericht verspreid, maar ik vrees dat hij overleden is ...

Welke oplossingen kunnen volgens u ontwikkeld worden om een einde te maken aan dat soort situaties?

Huisvesting staat met stip op de eerste plaats. Het “housing first” principe bood veel mensen de mogelijkheid hun leven weer in de hand te nemen. Als je een dak boven je hoofd hebt, kan je je weer organiseren, je neerzetten, op adem komen, … Wanneer je van de straat komt, kan ‘je zetten’ echt wel enkele weken duren. Met dat voor ogen heeft ’t Eilandje diverse projecten opgezet die gericht zijn op wonen: vastgoedprojecten met sociale investeerders, woningen op de privémarkt zoeken, projecten om leegstaande gebouwen of gebouwen die nog moeten gerenoveerd worden, tijdelijk te benutten, hulp wanneer iemand in een woning intrekt, thuisbegeleiding om te zorgen dat mensen die pas opnieuw in een woning zitten, die kunnen houden, enz..

Via zijn Opvanghuizen of het Dagcentrum krijgt ’t Eilandje ook vaak de vraag om openbare diensten (ziekenhuizen, wijkcommissariaten, OCWM’s, …) te sensibiliseren voor de bijzonderheden van dakloosheid en voor het werk van de teams op het terrein. Die samenwerkingsverbanden behouden en verder ontwikkelen zou op termijn moeten leiden tot een beter besef en inzicht van wat er met dakloosheid samenhangt.

De vrouwen en kinderen die het slachtoffer worden van geweld

Vrouwen en de allerkleinsten die verblijven in ons Opvanghuis voor gezinnen met kinderen in Brussel, worden in hun respectieve levenslopen regelmatig geconfronteerd met geweld: partner- of intrafamiliaal geweld, seksueel geweld, belaging, enz. Het is cruciaal om voor elk van hen een gepersonaliseerde opvolging te kunnen bieden, in functie van hun noden.

Valérie, maatschappelijk assistente in het Opvanghuis voor gezinnen met kinderen, vertelt: “We hebben geen vast uitgestippeld traject, dat zou verschrikkelijk zijn. We bekijken elke situatie individueel, met respect voor de vraag van de betrokkene. We werken ook nauw samen met gespecialiseerde diensten, zoals de Dienst Slachtofferzorg (van de lokale politie) of met het Centrum ter preventie van partnergeweld. Een deel van het team is ook opgeleid om kinderen te begeleiden die het slachtoffer zijn geworden van partner- of intrafamiliaal geweld.”